*Mijn zoons zitten samen aan tafel, gebogen over een stapel papier. Ik hoor hoe de één de ander iets geduldig aan het uitleggen is. Ze hebben iets voor elkaar over. Ik word er blij van.
*Ik kom thuis met een vracht boodschappen. Er zitten een stel jongens uit de buurt op de trap, naast mijn huis. “Zullen we u helpen mevrouw?” Voordat ik het weet, worden de zware tassen van mij overgenomen en boven voor mijn deur neergezet.
*Een broeder uit de kerk vertelt mij enthousiast dat een zuster zijn haar even heeft geknipt. Hij is er zo blij mee, hij raakt er niet over uit gepraat.
Het zijn maar kleine voorbeeldjes van iets voor elkaar over hebben. Soms is het best een offer en kost het iets van jezelf om aandacht en tijd aan een ander te geven. Toch zul je merken hoe blij je ervan wordt als je iets voor een ander over hebt.
In Galaten 6:2 staat; draag elkanders lasten en vervul zo de wet van Christus. En verder in vers 10; Laten wij dus, terwijl wij gelegenheid hebben, goeddoen aan allen, maar vooral aan de huisgenoten van het geloof.
In de bijbel staat dus, dat we elkaar moeten dragen. Dus elkaar steunen, en er voor elkaar zijn. Misschien ligt het niet meteen in je mogelijkheid om iets voor een ander te doen. Vooral in deze tijd is het maken van bezoekjes lastiger. Een kaartje, appje of een telefoontje kunnen ook tot hulp en steun zijn. En dan nog onze sterkste kracht; bid voor elkaar. Bid zonder ophouden! God geeft je vanzelf wel de mensen op je hart, voor wie je kunt bidden en die het extra nodig hebben. Heb oog voor elkaar, zodat er niemand afzwakt of vereenzaamt. Blijf elkaar bemoedigen en wees een troost waar verdriet is. En het dragen van de ander is niet zwaar, omdat we elkaars broeders en zusters zijn. En het zal altijd licht zijn als we dat samen met God doen. We hebben elkaar zo nodig om het lichaam van Christus te laten werken en gezond te houden. En de hemel juicht wanneer we de ander helpen.
De weg is lang
heeft kronkelende bochten
die leiden ons naar wie weet waar
Maar ik ben sterk,
sterk genoeg om hem te dragen.
Hij is niet zwaar, hij is mijn broer.
Dus gaan we samen verder;
zijn welzijn is mij een zorg.
Hij is geen last om te dragen.
We zullen er komen,
want ik weet
dat hij mij niet zal belasten:
hij is niet zwaar, hij is mijn broer.
Als je uit liefde handelt, dan voelt het helpen van je naaste niet als een last. Je kan en wil niet anders meer. De liefde verdraagt alles, ze gelooft alles, ze hoopt alles en ze volhard in alles. 1 Cor 13.