Wat je belooft….
“Komt goed”
“Ik spreek je nog”
“ We houden contact”
“Ik kom snel even langs”
Het zijn allemaal dingen die ik vaak hoor. Ik zeg het zelf ook. Herken je jezelf hierin? Beloof je weleens iets, waarvan je eigenlijk weet dat het er niet van komt, of dat je het niet waar kunt maken? Soms zeggen we dingen om er makkelijk vanaf te zijn. Maar wat een teleurstelling voor de ander, als deze belofte niet wordt waargemaakt.
Ik beloofde jaren geleden, aan een oude dame, dat ik snel bij haar op bezoek zou komen. Steeds als ik langs haar huis reed, herinnerde ik mijn belofte aan haar. Maar iedere keer had ik wel een excuus om niet naar haar toe te gaan. Ik had het te druk, moest snel naar huis, was moe, etc etc…Toen ik er dan eindelijk aan toe was om haar een bezoekje te brengen, hoorde ik dat ze een week daar voor was overleden. Wat had ik een spijt. Ik was mijn belofte niet nagekomen en ik was voor haar totaal niet betrouwbaar gebleken.
Er is maar één die altijd Zijn belofte nakomt en dat is God. Van Zijn Woord kun je op aan. Zijn belofte houdt eeuwig stand. Nooit hoef je te twijfelen aan Zijn Woord. Want wat Hij heeft beloofd dat zal Hij ook waarmaken. Hij beloofde Abraham zoveel nakomelingen als er sterren aan de hemel staan. Hij beloofde Mozes dat Hij het volk Israël uit Egypte te bevrijden. En zo staan er meer dan honderd beloftes in de Bijbel. Zijn grootste belofte was, dat Hij een redder naar de aarde zou sturen. Zijn enig geboren zoon die voor onze zonden aan het kruis zou sterven. En die zoon kwam, geboren in een stal: in alle eenvoud, maar zo groots. De redder van de wereld.
Wat God belooft, is Zijn erewoord.
God is getrouw.
God is betrouwbaar. Hij zal ons leiden, ook in onze beloftes die we maken.
‘Niet één van alle goede beloften, die de Here aan het huis van Israël had toegezegd, is onvervuld gebleven; alles is uitgekomen.’ Jozua 21:45 NBG51
Als we op Jezus willen lijken is het belangrijk dat wij zelf ook betrouwbaar zijn naar anderen: Laat je ja, ja zijn en je nee, nee! Wees gewoon eerlijk! Mattheüs 5: 37